Skip to Content

Hoe start je een voedselbos?

(Voedsel)bos-eilandjes als startmotor


Een voedselbos-eilandje of klomp is een compacte aanplant in cirkelvorm, waar verschillende soorten samen een mini-ecosysteem vormen. Je kan klein beginnen: één klomp als test, een paar klompen verspreid, of meerdere clusters die later eventueel  in elkaar kunnen overvloeien. Zo werk je gefaseerd en zet je iets in gang met sneeuwbaleffect.

De opbouw is meteen gelaagd: bomen, struiken, klimplanten en kruiden groeien dicht bij elkaar. Je starten met een mix van 30 tot 50 planten, zowel eetbare soorten als ondersteunende soorten. Of enkel beginnen met inheems bosgoed en later de meer veeleisende eetbare soorten gericht toevoegen door aanplant of omenting.

Als er vanuit uitdagende condities gestart wordt (denk aan een uitgeputte akker of verdichte weide) is het slim om eerst een mix van inheems bosgoed te gebruiken. Dat plantgoed is betaalbaar, robuust en kan het zware werk doen: bodem losmaken, schaduw brengen en organisch materiaal opbouwen. Na enkele jaren kan je in de buitenrand van de klomp productieve doelsoorten (grootfruit en noten) toevoegen, soorten die in de natuurlijke successie vaak pas later verschijnen. Zo ‘vervoedselbos’ je het jonge bosje geleidelijk, met veel minder kans op uitval.

In plaats van prijzige bodemanalyses te laten uitvoeren die vaak maar beperkt inzicht geven, laat ik liever de planten zelf spreken. Een mix planten is tegelijk ook een test: de soorten die het eerst aanslaan, tonen welke condities aanwezig zijn. Bij mij waren dat bijvoorbeeld zwarte els en vogelkers (pioniers die niet alleen bio-indicatoren zijn, maar ook actief de bodem verbeteren.) Aanvankelijk leken veldesdoorn en gele kornoelje niet vooruit te komen; ze overleefden maar meer ook niet. Pas toen de pioniers drie jaar lang de motor op gang hadden getrokken, schoten ze wakker en groeien ze nu uitbundig. Zo laat ik liever het leven zelf de bodem verbeteren, in plaats van kunstmatig in te grijpen om bijvoorbeeld de pH te wijzigen.

Door de hoge plantdichtheid (ongeveer 80 cm plantafstand tussen de planten onderling) sluit de vegetatie snel, ontstaat er biomassa en gaat het bodemleven bruisen. We willen een maximum aan fotosynthese per m². Zo schakelen we snel om van weide (bacterie-dominante bodem) of akker naar een bosdynamiek (schimmeldominante bodem). Het principe lijkt sterk op intensieve aanplantmethodes zoals Miyawaki: dicht planten om de successie een turbo te geven.

Waarom klompen zoveel rand creëren


Elke klomp is compact, maar de cirkelvorm maakt dat er relatief veel rand ontstaat. En juist die rand is ecologisch het meest waardevol: hier valt het meeste licht binnen, ontstaan microklimaten en ontmoeten verschillende lagen elkaar. Een perceel met meerdere eilandjes heeft dus veel meer randen dan een klassiek aaneengesloten bosplantsoen.

Leve de schimmels die lignine afbreken !


De rand als productieve overgang


Die randzones zijn goud waard. Het is daar dat je trapsgewijs kunt werken: hoge bomen in het midden, struiken in de overgang, kruiden en bodembedekkers helemaal vooraan. Zo krijgt de klomp vanzelf een golvend profiel dat wind breekt, nectar levert, beschutting biedt én oogstbaar is.

We kiezen er bewust voor dat het bos niet volledig dichtgroeit. Afwisseling tussen open en gesloten plekken geeft extra dynamiek. Open stukken met lage of sporadisch gemaaide vegetatie zorgen ervoor dat roofvogels hun prooien kunnen spotten en zo de populaties in evenwicht houden. Niet alleen diversiteit in soorten is belangrijk, maar ook variatie in landschapstypes (open - gesloten) binnen het geheel.

Hoe meer rand, hoe meer vreugd !


Dynamiek en rol voor de mens


Snelle ontwikkeling
: hoge plantdichtheid zorgt voor samenwerking (gezonde concurrentie valt daaronder), met veel fotosynthese en bodemvoeding.

Biodiversiteit: door de vele randen ontstaan er uiteenlopende niches voor insecten, vogels en kruiden. Het spreekt voor zich dat andere soorten hun plek vinden in de noordkant dan aan de zuidkant.

Beheer door menselijk ingrijpen: waar vroeger grote zoogdieren zorgden voor verstoring door vraat, takbreuk of nestbouw, neemt de mens die rol bewust over. Een initiele mulchlaag van gehakseld snoeihout brengt al heel wat bouwstoffen aan. Plant knotbomen om als een bosolifant van te vreten en dus je mulch ter plaatse te laten groeien.
Door gericht snoeien kunnen we groei prikkelen en de dynamiek levendig houden. Een snoeibeurt in maart voedt de bodem met organisch materiaal en lokt nieuwe groei uit. Een zomersnoei (liefst voor de zonnewende) geeft een sterke groeireactie en helpt de lichtinval te sturen. Daarbij maken we onderscheid:

  • Ondersteunende soorten snoeien we vooral om het zonlicht te filteren ten voordele van de doelsoorten.

  • Doelsoorten snoeien we op momenten die de vruchtzetting bevorderen.

Het effect van verstoring bij twee identieke elzen (Alnus glutinosa)

Omdat we steeds mikken op diversiteit, wordt niet elk eilandje elk jaar gesnoeid. Door snoei alternerend toe te passen, ontstaan er klompen met verschillende dynamiek en ontwikkelingsstadia. Dat geeft kansen aan het leven dat er huist: insecten, vogels, kleine zoogdieren en talloze andere soorten profiteren van die variatie.

Schaalbaar: je start met een paar klompen en breidt later uit. Zelfs als je doel gewoon bebossen is, kan je starten met een paar klompen en verder niets doen. Het bos zal vanuit die klompen op termijn heel het terrein koloniseren.

Flexibel: we streven naar een zo groot mogelijke diversiteit aan soorten binnen elke klomp. Toch kan binnen die mix het accent verschillen: soms ligt de nadruk meer op noten, soms op kleinfruit, soms op kruiden of andere doelsoorten. Op die manier ontstaat variatie in samenstelling van je voedselbos, waarbij bepaalde soorten of functies lokaal een dominante rol kunnen innemen.


Samengevat


Voedselbos-eilandjes creëren niet alleen kernplekken van diversiteit, ze vermenigvuldigen ook de hoeveelheid rand. En in die rand schuilt de echte rijkdom: licht, beschutting, nectar, oogst en beleving. Door cirkelvormige klompen aan te leggen en tegelijk bewust te sturen met snoei, open plekken, pioniers en gefaseerde toevoeging van productieve soorten, bouw je stap voor stap een mozaïek van kleine bossen die uiteindelijk in elkaar vloeien tot een groot ecosysteem met maximale biodiversiteit, een evenwichtige fauna en hoge belevingswaarde.


Soortenlijst

Acer campestre
Betula pendula

Carpinus betulus
Cornus mas

Corylus avellana

Crataegus monogyna

Fagus sylvatica

Ligustrum vulgare

Euonymus europaeus

Rhamnus frangula

Sambucus nigra

Tillia cordata

Viburnum opulus

Ilex aquifolium

Rosa canina

Rosa rubiginosa

Sorbus aucuparia

Taxus baccata 

Meer over de soorten 


Hoe kies je een boom?